Arnold Huijgen: ‘Ik wil verbinden, maar de reactie is: jij polariseert’
Zijn boek over Maria werd bekroond en zijn publicaties over bijbeluitleg oogsten evenveel lof als kritiek. Vorig jaar verruilde hoogleraar Arnold Huijgen ineens zijn eigen christelijke-gereformeerde theologische universiteit voor die van de protestanten. "Toch blijf ik loyaal aan de CGK. Ik ga niet weg. Tenzij ze me eruit zetten."
Exodus 2:3: Ze (…) legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.
“Een man op straat vroeg eens aan mijn zwangere moeder, in Spakenburgs dialect: ‘Ben je alweer dik?’ Mijn moeder antwoordde: ‘Ja, maar bij mij gaat het over.’ De man was namelijk zelf vrij dik.” Huijgen lacht smakelijk. “Ik ben een echte Spakenburger, hoewel geboren in Amersfoort, als oudste van een gezin van acht. Ik heb iets van die Spakenburgse mentaliteit van mijn ouders. Zeggen waar het op staat en aanpakken. Het ergste wat je gezegd kon worden, was dat je niet hard genoeg werkte.
Ik was verlegen. Als mijn moeder na schooltijd te laat kwam, raakte ik in paniek. Om mij weerbaar te maken stuurden mijn ouders mij op een sport; het werd basketbal. Tijdens de eerste training waren er minder ballen dan sporters. Eén keer raden wie er geen bal had… Ik dus. Ik was meteen van slag. Dankzij de trainingen kreeg ik meer zelfvertrouwen.
We waren lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar niet héél behoudend. Maar wel: Statenvertaling, de psalmberijming van 1773, zingen op hele noten en mijn moeder en zussen droegen op zondag rokken en hoedjes. Toen mijn ouders mij aanmeldden voor het reformatorische Van Lodenstein College, moesten ze op gesprek. Of we een tv hadden, vroeg de directeur. Ja, zei mijn vader. ‘Meneer Huijgen, wat kijkt u dan?’ Mijn vader haalde z’n schouders op: ‘Tja, eigenlijk alleen het Journaal.’ Hij kreeg te horen dat het Journaal hartstikke links was. Mijn moeder zei thuis dat ze voor het Sanhedrin hadden moeten verschijnen. Het Van Lodenstein wilde mij niet hebben en voor mijn vader was een grens bereikt: hij wilde na dit gesprek überhaupt niet dat ik naar zo’n school zou gaan.
Zo kwam ik terecht op de vrijgemaakt-gereformeerde scholengemeenschap Guido de Brès. Daar had ik een gouden tijd! Ik maakte kennis met klassieke muziek, opera en literatuur. Ik schreef mijn scriptie over Harry Mulisch en mijn docent Frans wees me op Sartre en Camus. Ik ben de school daar nog steeds dankbaar voor, want wie zou ik zijn zonder de literatuur?
In 2001 – ik was tweeëntwintig jaar en mijn jongste broer acht – kreeg mijn vader een bult in zijn nek. Kanker. Hij was net eigenaar geworden van een eigen autogarage. Ineens was hij ziek. Het had een enorme impact op het gezin.” Hij kijkt voor zich uit en praat zacht. “De dokter was er al, toen mijn vader thuiskwam van de garage. De huisarts vertelde hem dat hij kanker had. Mijn vader vroeg nog of hij in de ochtenden bestraald kon worden, zodat hij ’s middags kon werken. De dokter keek hem aan: ‘Meneer Huijgen, u moet goed luisteren. U kunt niet meer werken. U bent doodziek.’ Ik zie nóg voor me hoe dat bericht bij mijn vader indaalde… Ik vond zijn ziekte eng. Je vader doet je toch het leven voor, hoewel we ook verschilden. Ik zat altijd met mijn neus in de boeken, dat was zijn ding niet. Totáál niet. Mijn vader haalde met de hakken over de sloot MTS Autotechniek. Op wilskracht, gewoon ervoor gaan en je best doen. Ik bewonderde zijn discipline en zijn oog voor mensen in nood.
Zijn ziekteperiode was ontzettend spannend. In november, op Dankdag nota bene, hoorde hij dat hij schoon was. Maar door de ziekte kon hij niet meer normaal eten, alleen via een sonde, en had hij grote moeite met praten. Hij leefde verder met restschade.”
Exodus 2:11-15: Hij keek om zich heen en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar dood.
“Ik ben ongelofelijk ongeduldig, bijvoorbeeld tijdens vergaderingen, in kerkelijke processen en als de kinderen de vaatwasser niet uitruimen. Bijna altijd dus. Boos word ik van schijnheilige mensen die om de hete brij heen draaien. Ik hou van directheid, ook als iemand me niet vindt deugen. Zeg het me, dan weet ik wat ik aan je heb.
Soms helpen die directheid en dat ongeduld mij niet, bijvoorbeeld toen ik adviseur was van de vergadering die besloot dat vrouwen in onze kerken geen ambtsdrager kunnen zijn.” Hij zucht. “Natuurlijk snap ik de argumenten en de angst voor het hellend vlak. Ik ben hier zelf anders over gaan denken. En ik dacht vooral: snap je niet dat dit thema voor de jonge generatie geen issue is? Ik kan niet meer zo goed dergelijke discussies voeren. Kort na die synode stapte ik over van de Theologische Universiteit van de CGK naar de Protestantse Theologische Universiteit. Wat meer afstand tot de kerkelijke discussies heeft mij goed gedaan; ik ga die niet missen. Natuurlijk heeft ook de PThU dingen waaraan je je kunt ergeren. Een grotere organisatie kent meer procedures en in een plurale kerk is het ook wel handig om het verkeer te regelen met procedures. Het heeft z’n charme en met zoveel diversiteit moet dat ook wel. Maar het kan ook wegmasseren worden. Ik pak de problemen liever directer aan.”
‘Mijn eenzaamheid zit ‘m erin dat een ander niet helemaal kan peilen waarom je iets doet’
Exodus 15:22: Drie dagen trokken ze door de woestijn zonder water te vinden.
“Mozes moet zich als leider van het volk niet altijd begrepen hebben gevoeld. Hij had een missie, maar kreeg veel kritiek. Dat gevoel van eenzaamheid herken ik. Om de bezinning op hermeneutiek verder te brengen, schreef ik Lezen en laten lezen. Een poging om te verbinden, maar de reactie van sommigen was: ‘Jij zet de boel op scherp en je polariseert.’ En mét dat mensen zoiets zeggen, ís dat dus ook zo. Ook vrienden zeggen wel: ‘Jij moet altijd overal iets van vinden en wilt steeds maar met je neus in de media.’ Ze verwijten me ijdelheid. En misschien hebben ze daar gelijk in. Toch is het niet mijn intentie. Wat ik wil is mijn verantwoordelijkheid nemen: inzichten die ik heb, verspreiden zodat anderen er misschien iets aan hebben. Dan steek ik mijn hoofd uit en dat wordt er keer op keer afgehakt. Dus ijdelheid? Ik scoor er in bepaalde kringen in elk geval geen pluspunten voor mijn eigen imago mee.
De eenzaamheid zit ‘m erin dat een ander uiteindelijk niet helemaal kan peilen waarom je iets doet. Zelf kun je dat al moeilijk. Als kind had ik dat al. Als veertienjarige kocht ik een prekenbundel van Spurgeon en las er elke zaterdagavond uit. Ik was anders dan andere kinderen. Ik ben een beetje een apart figuur. Binnen de academie pas ik soms ook niet helemaal omdat ik vaak sneller wil dan anderen. Als je aan de academie als ‘snel’ te boek staat, geldt dat als oppervlakkig, dus haastigheid is geen compliment. Gelukkig verwijt momenteel niemand me oppervlakkigheid, maar collega’s willen in hun streven naar genuanceerd onderzoek vaak minder snel. En dan word ik dus weer ongeduldig. In zulke dingen zit een stuk eenzaamheid, maar ik wil het niet te zwaar maken. Ik heb er een apart soort creativiteit aan overgehouden en daar ben ik blij mee.”
‘Een brievenschrijver liet me weten dat ik een Baäl-priester ben die iedereen naar de hel leidt’
Exodus 15:27: Hierna kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen, en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun tenten op.
“Als predikant in Genemuiden werd ik niet geacht om in zo’n pakje op mijn racefiets door het dorp te fietsen. In Kampen, waar ik nu woon, kan dat gelukkig wel. Binnenkort ga ik voor mijn onderzoek naar Maria naar Lourdes, en dan wordt er ook gefietst. Nadat ik de Mont Ventoux beklommen had, overviel me een gevoel van euforie. En als ik dan weer naar beneden suis, springen de tranen in mijn ogen.” Zacht: “Op dat soort momenten mis ik mijn vader wel – hij zou zoiets geweldig hebben gevonden.
Schoonheid en pijn horen bij elkaar; een muziekstuk kan zó mooi zijn dat het zeer doet. Een mooi en goed gezongen lied in de kerkdienst tilt me enorm boven mijzelf uit. Pas zongen we ‘Al heeft Hij ons verlaten’, over dat God om ons heen is als een moeder om haar kind. Ineens besefte ik: dat gaat over de baarmoeder! Práchtig!” Korte stilte. “Het ontroert me nu weer.” Dan: “Ik huil weinig, maar in de kerk ben ik vaak geëmotioneerd; ook tijdens mijn eigen preken. Ik verbeeld me dat niemand het doorheeft. Mijn vrouw is totaal anders. Ik ben gevoelig, zij is broodnuchter. Ik kan me opwinden, zij biedt rust. Hanneke is het anker voor ons tweeën en voor ons gezin.”
Exodus 4:10: Neemt u mij niet kwalijk Heer, maar ik ben geen goed spreker.
“Volgens mijn kinderen lukt alles mij; die ervaring hebben ze zelf niet. ‘U weet niet wat het is als iets wat je probeert niet lukt,’ zeggen ze. Iets wat ik niet voor elkaar krijg is een steentje bijdragen aan verzoening binnen de CGK, waar zoveel polarisatie is. Daarvoor ben ik te direct, te snel, te hands–on. Ik zorg alleen maar voor verwarring, hoor ik vaak. Dan moet ik dus weer geduld hebben… Ik denk dan: verwarring? Dat is juist goed! Zonder verwarring leer je nooit iets.
‘Mijn klasgenoten vinden u stom,’ zei mijn zoon pas. ‘Omdat u niet gelooft dat God de wereld geschapen heeft.’ Dan heb ik iets gezegd in het debat over schepping en evolutie. Maar ik geloof wel dat God de wereld geschapen heeft, alleen niet in zes dagen. Door mijn uitspraken word ik niet overal meer uitgenodigd om te preken. Uit behoudende hoek krijg ik bezorgde brieven. De meesten zijn keurig, maar af en toe begint iemand te schelden: dat ik een Baäl-priester ben die iedereen naar de hel leidt, of zo. Mijn vrouw vindt dat heel erg, maar ik vind dat zó absurd dat ik hardop zit te lachen achter mijn bureau. Ik lig er niet wakker van.”
Overweegt Huijgen nooit lid te worden van de Protestantse Kerk in Nederland, nu hij ook al hoogleraar is aan de protestantse universiteit? “Ik ben binnen de CGK geboren, gedoopt, tot geloof gekomen, heb belijdenis gedaan en ben predikant geworden. Moet ik daar weg omdat ik een andere baan heb? Ik heb het serieus overwogen, maar krijg het innerlijk gewoon niet voor elkaar.”
De vraag is of Huijgens rol niet is uitgespeeld binnen de CGK. “Daar lijkt het inderdaad wel eens op. Op het niveau van synodes en kerkelijke besluiten zeker. Toch ben ik loyaal. Ik ga niet weg. Tenzij ze me eruit zetten; sommige CGK’ers zinspeelden al: als je daar werkt, ga dan maar helemaal. Mensen gaan misschien brieven schrijven naar kerkelijke vergaderingen: ‘Wat die man zegt, deugt niet.’ Ik ben tegen het idee dat je gaat waar het comfortabel is. Roeping is hierin belangrijk en dat vermengt zich met mijn opvoeding: je moet wel je best doen. So what, ‘het is niet comfortabel’? No pain, no gain. Met racefietsen is dat zo en in de kerk ook. Hou ik dat vol? Hoor eens, Jezus Christus houdt het met mij vol, dus ik mag in mijn handjes knijpen.”
‘Als puber hoorde ik vanaf de kansel: “En Jezus zei: Arnold!” Het was een schok’
Exodus 3:2: Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde.
“De ontmoeting met God gaat vóór de standpunten. Mensen graven zich in hun theologische standpunten in, maar dan kom je niet meer aan het hart toe. Dat is schadelijk voor je eigen ziel. God ontmoet je door het te laten gebeuren. Ik zat als puber eens in de kerk en hoorde vanaf de kansel mijn naam noemen. ‘En Jezus zei: Arnold!’ Het was een schok. Ik keek om me heen, iedereen moest het gehoord hebben. De dominee preekte over Maria die door Jezus op paasmorgen bij haar naam werd genoemd. En de dominee zei natuurlijk geen Arnold, maar gewoon Maria. Ik kan mijn ervaring met allerlei rationele argumenten weg-psychologiseren, maar dat wil ik niet. Voor mij was dit een godsontmoeting. Het gaat erom dat je je laat meenemen in de liturgie. De dominee van mijn jeugd, dominee Sterk, was een vriendelijke en liefdevolle man. Ik hield van die man. Hij straalde als hij over Jezus sprak. Toen hij dertig jaar was, kreeg hij kanker. Vanaf de kansel deelde hij zijn twijfels én dwars daardoorheen: God is er wel! Tijdens zijn begrafenisdienst werd gezegd: ‘We begraven een dienaar des Woords. Wie neemt zijn plek in?’ Ik was veertien jaar, hield van Grieks en Latijn en van Jezus. Ik voelde me aangesproken.
Onze andere predikant preekte destijds over Psalm 56, over dat God bij je is. Hoewel ik serieus met geloof bezig was, ervoer ik toen een gemis: ik ervoer helemaal niet dat God bij mij was. Achteraf zijn die twee preken voor mij bekeringsmomenten of godsontmoetingen geweest. Want inmiddels weet ik: een gemis aan God komt ook van God.
Godsontmoetingen hoeven niet heel groot te zijn; gebeurtenissen die we als toeval zien, kunnen ook van God komen, daar mogen we Hem voor danken. En bovendien kun je het opzoeken. Bij de begraafplaats in Zalk staat op een plaquette een gedicht van Ida Gerhardt over een kind dat op paasmorgen zijn doopnaam in sterkers gezaaid ziet. Sterven, opstaan en nieuw leven. Op Stille Zaterdag móét ik daar langsfietsen; mijn vader is op Stille Zaterdag begraven. Ik zoek die plek op om het evangelie mij opnieuw te binnen te brengen.”
Deuteronomium 34:4: Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.
“Mozes kreeg het beloofde land, waar hij het volk heen leidde, zelf niet te zien. Ieder mens wil erkenning, ik ook. Maar soms word je niet begrepen en denk je: waarom zien ze niet wat ik bedoel? Op zulke momenten moet ik mijzelf voorhouden: doe nu maar waartoe je geroepen bent want God gaat over de oogst. Zoals Roland Holst dichtte: Ik zal de halmen niet meer zien / Noch binden ooit de volle schoven, / Maar doe mij in de oogst geloven / Waarvoor ik dien. Op mijn eenzame momenten helpt me dat. Paulus schrijft in de Korinthebrief dat hij niet bezig is met hoe mensen of hijzelf hem oordelen. Hij staat niet op zijn strepen als apostel, maar zegt: de enige die mij oordeelt is de Heer.
Als er iets is wat mij richting geeft, is het de combinatie van die twee dingen. God is het die mij oordeelt én ik ga zelf niet meemaken dat alles honderd procent goed komt. Dat geeft ontspanning in het werk en ik geloof dat er uiteindelijk méér uitkomt dan je had durven hopen.” Dus Huijgen leeft vanuit ontspannenheid en goed je best doen? “Ja. Juist als je weet dat niet alles ervan afhangt, kun je goed je best doen. Want als álles ervan afhangt, word je faalangstig. Bij Mozes was zijn leven ineens afgelopen. Over twee jaar ben ik even oud als mijn vader was toen hij kanker kreeg. Sindsdien weet ik: het kan ineens afgelopen zijn. Nadat hij ziek werd, leefde hij toch nog zestien jaar – toen kwam de kanker weer terug. Hoewel hij geen lezer was, las hij rond zijn sterven een boekje over Psalm 27. Daarover heb ik nog met hem gesproken; het was ons laatste gesprek. Het laatste hoofdstuk dat hij had gelezen ging over het einde van het lichamelijk lijden. Hij heeft mijn benoeming tot hoogleraar in Apeldoorn nog meegemaakt; twaalf dagen voor mijn inauguratie overleed hij. Ik leidde de uitvaartdienst en preekte over Psalm 27, dat lukte door alle teksten uit te schrijven. En tja, soms haperde ik natuurlijk.
Als ik zelf sterf, leggen ze me het liefst niet in een kist, maar in een lijkwade. We moeten het niet mooier maken dan het is: stof ben je en tot stof zul je wederkeren. Niets is zo vernederend als dat je in de aarde gelegd wordt en dat er aarde over je heen gegooid wordt. Ik vind het mooi als de aanwezigen een schepje aarde in mijn graf gooien. Begraven is een daad van menselijkheid en liefde en het is mooi om hen daarin te laten delen. Een grafsteen hoeft voor mij eigenlijk ook niet. Je geliefden weten je wel te vinden en de rest hoeft niet te weten dat je er ligt.
Eerder had ik welomschreven denkbeelden van wat ons na de dood te wachten staat. De continuïteit ligt in Jezus: je deelt in zijn opstandingslichaam en in zijn liefde. En verder… Ik weet het niet zo goed.” Hij zoekt naar woorden. “Mijn vader hield enorm van lekker eten. En juist dát kon hij de laatste zestien jaar niet meer.” Huijgen wijst naar zijn bord kipsaté dat zojuist is geserveerd in de gesprekslocatie. “Moet je je voorstellen dat je alles ziet en ruikt, maar je kunt geen hap nemen. Een kwelling. In het laatste gesprek met hem zei ik: ‘Pa, ik hoop dat je op de nieuwe aarde lekker mag eten.’ Misschien is dát het beloofde land: de vervulling van wat jou hier ontbreekt. Harmonie.” Welk gebrek zou voor Huijgen daar geheeld kunnen worden? Hij schiet in de lach. “Misschien heb ik daar wél geduld.” Dan: “Als ik preek heb ik het gevoel dat ik het nét niet kan zeggen; dat mij de juiste woorden ontbreken. Ik hoop dat ik in de hemel God kan loven zoals de bedoeling is; dat je de góéde woorden vindt om Jezus Christus groot te maken. De goede taal hebben, dat is misschien wel de hemel zelf.”
Arnold Huijgen (44) is sinds afgelopen september hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit; daarvoor was hij hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Bij KokBoekencentrum verschenen zijn boek Lezen en laten lezen: Gelovig omgaan met de Bijbel en zijn tot ‘Beste Theologische Boek 2021’ bekroonde Maria: Icoon van genade. Huijgen is getrouwd en heeft vier kinderen.
Schrijf je in voor de nieuwsbrief
Claartje Kruijff: 'Nooit zal ik helemaal in de kerk passen, maar erbuiten pas ik ook niet'
Ivo Opstelten: 'In deze levensfase wil ik uitspreken: ik geloof. Punt.'
Alfred van de Weg: 'Het is natuurlijk veel makkelijker om heel duidelijk te zijn over alles'
Rikko Voorberg: 'Soms denk ik: vlucht ik niet weg voor een serieuze baan?'
Hij bedoelde er niets mee. Daar ga je toch bijna van vloeken?
Meer artikelen in dossier Goede gesprekken
Jutta en Detlef maken deel uit van de Bruderhof: 'Geef alles op. Echt alles'
03 oktober 2024Aan de rand van het dorpje Darvell, met uitzicht op de glooiende hellingen van Sussex, zit Jutta Manke (72) in haar tuintje met zelfgebakken appeltaart. Haar man Detlef (75) komt schuifelend de koffie brengen. Hij is ernstig ziek, en daarom wonen ze hier aan de rand van de gemeenschap, in een ...
Rinke Verkerk: 'God is al die tijd ongewapend gebleven'
03 oktober 2024Misschien was het in haar hele leven wel de grootste daad van vertrouwen, zegt journalist Rinke Verkerk, dat ze God al haar wantrouwen en woede voor de voeten heeft gegooid.
Ivo Opstelten: 'In deze levensfase wil ik uitspreken: ik geloof. Punt.'
03 oktober 2024Oud-burgemeester, oud-minister en VVD-mastodont Ivo Opstelten trad dit jaar officieel toe tot de kerk. 'Sommigen zeiden: "Je bent knettergek om dat op je tachtigste nog te doen." Ik zei: "Nou, dan ben ik maar knettergek."'